Wie was Augustinus?

Het leven van de Heilige Augustinus op internet:

Augustinus van Hippo deel 1 door www jurgenmarechal nl

Augustinus van Hippo deel 2 door www jurgenmarechal nl

Augustinus van Hippo deel 3 door www jurgenmarechal nl

Augustinus van Hippo deel 4 door www jurgenmarechal nl

Sint Augustinus’ uitspraken

Het levensverhaal zoals het geschreven werd door Wim Sleddens O.S.A. Nijmegen

Aurelius Augustinus werd geboren in 354,
In Tagaste, een klein stadje in Noord Afrika.
Het noorden van Afrika maakte toen deel uit
van het Romeinse Rijk.
De keizer had zijn hof in Milaan.

De moeder van Augustinus was een heel gelovige vrouw.
Zijn vader niet. Die was onverschillig
en bleef heel zijn leven ingeschreven staan als doopkandidaat.
Hij liet zich pas dopen op zijn sterfbed.
Deze tweedeling in het gezin zag je in heel de samenleving.
Veel mensen bleven de oude Romeinse goden trouw, maar er waren ook veel christenen.

‘Ik heb de naam van Jezus ingedronken met de moedermelk’
zal Augustinus later zeggen.
Ook hij werd ingeschreven als doopkandidaat,
maar niet gedoopt.
Dat vond hij zelf ook het beste.
De kerk en haar geloof kon hem niet schelen.
Hij wilde genieten van het leven en van zijn vrijheid.
Toen hij als jongen van een jaar of zestien naar Carthago ging
om daar te gaan studeren,
begon voor hem echt het wilde leven.
‘De liefde sprak mij aan.
Ik wilde beminnen en bemind worden.’
Al gauw woonde hij samen met een vriendin
en op zijn achttiende had hij al een zoon van haar.
Toen hij klaar was met zijn studie
werd hij leraar in de welsprekendheid.
Maar hij vond de studenten in Carthago wel erg rumoerig.
In Rome ging het er veel gedisciplineerder aan toe
werd hem verteld.
Daarom besloot hij naar Rome te gaan.
Dan kon hij ook bij zijn moeder vandaan.
Want die bleef hem maar hinderlijk volgen,
zo vond hij.

Maar in Rome was het nauwelijks beter.
De studenten volgden wel zijn colleges,
maar ze betaalden niet!
Hij werd gevraagd te solliciteren in Milaan,
een hoge functie aan het hof van de keizer.
Augustinus had ambitie genoeg om die functie graag te willen.
Hij kreeg ze.
Hij werd hofredenaar: bij allerlei gelegenheden
moest hij de toespraak houden
of er voor de keizer een schrijven.

Foto: van der Werf, vergaderzaal Curia

Het was allemaal buitengewoon goed verlopen,
tot nu toe.
Op zijn dertigste had hij een topfunctie aan het hof!
Maar hij was niet gelukkig.
Later zal hij zijn functies als leraar en redenaar
afdoen met: mooipraterij.
Het was voor hem allemaal leeg, het had geen inhoud.
Als student had hij een boek moeten lezen van Cicero,
over het zoeken naar wijsheid:
Wat is in het leven eigenlijk echt belangrijk?
Wat is er werkelijk de moeite waard?
Dat boek leerde hem om over de dingen na te denken.
Hij had het met rooie oortjes gelezen,
het had hem diep geraakt.
Dat boek ging over wat hij echt wilde!

Hij is nooit vergeten wat dat boek hem gedaan had.
En toch gebeurde er jarenlang niets.
Hij vond zijn leventje eigenlijk best.
Alleen: die vraag zat er wel, en heel diep, daar van binnen!
Vaak genoeg werd hij er onrustig van.
Hij discussieerde erover met zijn vrienden,
urenlang, eindeloos.
Hij voelde dat er iets moest veranderen.
Hij voelde ook dat het zou gaan gebeuren.
Maar het kwam er niet van. Er gebeurde niets.

Daar had hij trouwens ook goede redenen voor.
Hij was lid geworden van een sekte, de Manicheeërs.
Die hadden een antwoord gevonden op de vraag
waar het kwaad vandaan komt dat mensen doen:
Er is een macht, binnen in je, die jou tot het kwaad brengt.
Die macht is daar de schuld van,
daar kun je niets tegen doen.
Augustinus vond dat wel makkelijk.
Als het toch zo is, waarom zou je dan?
Maar hij was ook eerlijk genoeg
om zichzelf niet voor de gek te houden.
‘Als ik fouten bega,
dan ben ik zélf toch degene die die fouten maakt!’
De oude vraag kwam weer terug:
waar gaat het om in het leven van de mens?
Waar wil ik voor leven?
Als het antwoord van de Manicheeërs niet waar is,
wie kan mij het antwoord dan geven?
Of is er misschien helemaal geen antwoord?
Augustinus werd sceptisch:
het beste is om gewoon nergens in te geloven!

In Milaan was een bisschop, Ambrosius.
Hij was een geweldig spreker.
Hoewel Augustinus een hekel had aan christenen
en aan de kerk
(hij vond hun uitleg van de bijbel nergens op slaan!),
ging hij dikwijls naar Ambrosius luisteren.
Niet om de inhoud, maar om de mooie taal.
Augustinus genoot ervan als van mooie muziek.
Maar de preken van Ambrosius waren niet alleen mooi
om naar te luisteren, er zal ook inhoud in.
En bij het plezier van het luisteren
druppelde ook die inhoud zijn oren binnen,
en ook zijn hart.
Zijn vooroordelen tegen het christendom
werden stuk voor stuk afgebroken.
Er bleef niets van over.

Wat nu?
Augustinus had niets meer om zich tegen af te zetten,
en geen wapens meer om mee te slaan.
Hij stond met lege handen.
Zou hij zich gewonnen geven?
Maar dan moest zijn manier van leven ook veranderen.
Zou hij dat kunnen?
Het werd een lang gevecht.
‘Het was compleet oorlog, bij mij van binnen’, zegt hij later.

Op een middag zat hij te piekeren in de tuin.
Toen hoorde hij kinderen zingen: ‘Neem en lees’.
Hij dacht: ‘Dat liedje ken ik helemaal niet.
Of is het geen liedje?’

Toen schoot hem te binnen wat iemand hem eens verteld had over de kluizenaar Antonius.
Die was eens een kerk binnengekomen
waar net uit de bijbel werd voorgelezen:
‘Ga verkopen wat je hebt en geef het aan de armen.
En kom dan terug om Mij te volgen.’
Dat had Antonius verstaan als een persoonlijke boodschap,
en hij had het meteen gedaan.
Augustinus pakte de bijbel weer op
waar hij in had zitten lezen.
Hij sloeg hem open en las:
Laten we ons behoorlijk gedragen,
als op klaarlichte dag,
en ons onthouden van zwelgpartijen en drinkgelagen,
van ontucht en losbandigheid, van twist en nijd.
Bekleed u met de Heer Jezus Christus. (Rom. 13,13)
Het was het laatste zetje dat hij nodig had!

Augustinus had zijn besluit genomen
en kwam tot rust.
Hij wachtte de herfstvakantie af
om zonder ophef zijn baan op te zeggen.
Hij trok zich terug in de stilte, een huis buiten de stad,
om zich op zijn doop voor te bereiden.
In de Paasnacht van het jaar 387
werd hij door Ambrosius gedoopt,
samen met zijn zoon, en met nog enkele vrienden.

Samen met hen wilde hij zijn leven opnieuw inrichten.
Ze besloten om terug te gaan naar Afrika,
en daar een gemeenschap te vormen.
Wat hen voor ogen stond was een leven van studeren en bidden.
De kleine gemeenschap groeide.
Ook vrouwen volgden dit voorbeeld,
en Augustinus schreef een Regel voor het leven in gemeenschap.
Zijn kloostergemeenschap ontmoette groot respect
in de kerk van Afrika,
en Augustinus’ naam werd in Afrika een bekende naam.

Toen hij eens in de kerk was in Hippo (nu: Annaba),
vertelde de bisschop daar aan zijn mensen
dat hij een helper zocht die goed latijn sprak.
Hij was al wat ouder, en zijn eigen moedertaal was Grieks.
Iemand riep: Augustinus!
En er was geen ontkomen meer aan:
Augustinus moest de priester worden die de bisschop zocht.

Foto: René Klaassen

Een paar jaar later besloot zijn bisschop
om hem tot zijn opvolger te wijden.
Een motief daarbij was ook:
‘Als ik dat niet gauw doe, is een ander me voor!’
Augustinus begon een nieuwe kloostergemeenschap,
naast zijn bisschopskerk.
Want hij wilde hoe dan ook in een gemeenschap blijven wonen.
Dat heeft hij tot zijn dood toe gedaan.
.Hij werd een bekend predikant
en hij schreef een hele reeks brieven
aan mensen die hem hun vragen voorlegden.
Soms werd zo’n brief wat dikker, een brochure.
Augustinus kreeg groot gezag in de kerk in Afrika,
maar ook daarbuiten.
Zelf wist hij dat,
hij voelde het als een zware verantwoordelijkheid.

Zo groeiden zijn geschriften aan.
Ze werden al gekopieerd en verspreid tijdens zijn leven.
Veel ervan is bewaard gebleven.
Daarbij zijn ook lijvige boekwerken:
De Belijdenissen (het verhaal van zijn leven),
De Drieëenheid, en De Stad Gods.
Hij werd een mijlpaal
in de ontwikkeling van de kerk van het westen.
Hij stierf te Hippo, op 28 augustus 430.

Wim Sleddens O.S.A.
Nijmegen