Met elkaar verbonden in de Heer

‘Mogen allen één zijn zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U’. Joh.17,21.

‘Allereerst moet gij eensgezind tezamen wonen, één van ziel en één van hart, op weg naar God’. R.A. 1,2.

‘Het broederlijk leven, aan elk instituut eigen, waardoor alle leden als het ware tot een bijzondere familie in Christus verenigd worden, dient zo bepaald te worden dat het voor allen een onderlinge steun wordt om ieders roeping te vervullen. Door hun broederlijke gemeenschap, in de liefde geworteld en gegrondvest, dienen de leden een voorbeeld te zijn van de alomvattende verzoening in Christus’. Can. 602

 

43 Wij geloven en erkennen dat Christus ieder van ons geroepen heeft en in gemeenschap met elkaar verbonden. Hij is het middelpunt en de bestaansreden van de Congregatie. Door de professie in de Congregatie van de Zwartzusters van Bethel o.s.a. verbinden wij ons om samen met de medezusters te leven naar het model van de Jonge Kerk te Jeruzalem. Hand. 4, 32-35.
De motieven, de inspiratie en de grondslagen, die het concrete dagelijkse leven moeten dragen, stelt Augustinus voorop in het eerste hoofdstuk van zijn ‘Regel voor de Gemeenschap’ (pag. 9-21).

 

44 ‘Eert God in elkaar, want ieder van u is zijn tempel geworden’. R.A 1.8

Jezus’ verlangen naar eenheid wordt voor ons concreet in een samenwonen en in het delen van het leven met elkaar. Een goede gemeenschap heeft daarom nood aan stilte. Stilte schept een klimaat waarin innerlijkheid en zin voor dienstbaarheid mogelijk worden. Ze maakt ons aandachtig voor de aanwezigheid van de Heer in het eigen hart. Ze brengt een sfeer in huis waarin we gezamenlijk kunnen luisteren naar Gods Geest in het hart van de gemeenschap en van elkaar. Daarom zal iedere communauteit tijden en plaatsen reserveren waar de stilte wordt bewaard.

 

45 ‘Waar twee of drie verenigd zijn in mijn Naam, daar ben Ik in hun midden’. Mt. 18,20.

Laat ons hopen dat we ons steeds bewust zijn van die aanwezigheid van de Heer in ons samenwonen. Houd daarom voor ogen dat Jezus aan zijn leerling Petrus gezegd heeft: “Ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken, maar wanneer je eenmaal tot inkeer bent gekomen, versterk dan op jouw beurt je broeders en zusters” (Lc.22,32). Bijzonder in ons biddend-samen-zijn verwezenlijken wij de verbondenheid met God en met elkaar.
Deze religieuze eenheid beleven wij op een zeer uitdrukkelijke wijze in de Eucharistieviering. Door samen het brood te breken en Gods Woord te beluisteren, groeien wij in communio met de Heer Jezus en met elkaar.

 

46 ‘Zie toch hoe schoon en liefelijk het is als zusters in eendracht samen te leven’. Aug.ps.132

We proberen elkaar te beminnen met de liefde die in Jezus Christus was. De omgang onder elkaar moet gekenmerkt zijn door wederzijdse goedheid, nederigheid, oprechtheid, mildheid en geduld. Dag in dag uit proberen intens samen te leven vraagt een aanhoudende bereidheid de ik-gerichte gevoelens te overstijgen.
‘Bemint nooit de fouten van een persoon, maar wel de persoon zelf.’ R.A. IV, 10.
In de onderlinge vergeving en verzoening beleven wij de Blijde Boodschap van Gods barmhartige en bevrijdende liefde. Zoals de Heer ons vergeeft zo vergeven ook wij elkaar van harte. Hier ligt een eerste en vruchtbaar domein van ascese. In een ideale gemeenschap zal men evident rekening houden met de kwaliteiten en grenzen van ieders persoonlijkheid. Men zal er bouwen aan een klimaat van bemoediging, vertrouwen en van wederzijdse ondersteuning. Maar zo ideaal zal het dikwijls nog niet zijn. We zijn mensen en ieder van ons heeft nood aan barmhartigheid en aan het krijgen van nieuwe kansen.

 

47 ‘Wij zijn het eerst bemind, om waard te zijn te worden bemind’. Wilmart 11,5,6.

Vriendschap is op zichzelf een gave Gods aan elkaar. Ze ontvouwt en stimuleert de diepste krachten in dienst van de persoonlijkheid en tot opbouw van de gemeenschap. Dag aan dag leren we de eisen van het gemeenschapsleven en de verscheidenheid van ieder in vriendschap te aanvaarden en deze ook opgewekt en zonder klagen te dragen. Een eenvoudige en openhartige omgang met elkaar is hiertoe belangrijk. Maar het kan ons ook sterken te weten dat ons streven naar samenhorigheid teken is van de universele verzoening van alle mensen in Christus. In Hem zijn we allen kinderen van God en tempel van de H. Geest. Dit mysterie van God, die ons het eerst heeft liefgehad, is de bron van waaruit we elke medemens proberen te beminnen; in dit mysterie wordt Gods liefde in ons volkomen. ‘Als de Heer mij al zoveel barmhartigheid bewezen heeft, hoe zou ik dan niet barmhartig zijn voor mijn broeders en zusters’. (cf. Mt. 18,33).

 

48 ‘Ware liefde zoekt niet haar eigenbelang maar veeleer dat van de gemeenschap’. R.A. 5,2.

In geloof ontvangen we dag aan dag elke medezuster als een geschenk van God. Oversten en zusters dragen samen zorg voor de opbouw van de gemeenschap en de verantwoordelijkheid voor het verwezenlijken van de zending. Iedere communauteit zal daarom een dagorde opstellen waarin er een evenwicht is tussen momenten van openheid en samenzijn onder elkaar en van momenten van alleen zijn en ingetogenheid.

 

49 ‘De leerlingen genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van hart’. Hand. 2,46.

De tafelgemeenschap is bij uitstek een moment van gratuit samenzijn: dankbaar om het voedsel en om alle gaven van het leven, om de rust en ontspanning, om een gul en aangenaam samenzijn. Een sfeer- en leefcultuur, waarin alle menselijke waarden tot hun recht mogen komen, is een blijvende opgave voor ieder in de gemeenschap.

 

50 Om een gezond evenwicht te scheppen tussen werk en gebed, en om de onderlinge liefde te verstevigen, zullen in iedere communauteit gemeenschappelijke ontspanningsmomenten worden voorzien. Ze laten ons even op adem komen en relativeren de last die we te dragen hebben. Een gemeenschap met een goede geest is op zich reeds apostolisch waardevol.
“Gelukkig het volk dat de kunst verstaat om te jubelen”. Preek Ps. 89,16.

 

51 Het gezamenlijk feestvieren, doorbreekt de kring van het alledaagse en is een uitstekende gelegenheid om de vreugde van het samenleven te ervaren. Liturgische en Congregationele feestdagen worden op een bijzondere wijze gevierd.

 

52 Door de gastvrijheid laten wij anderen delen in ons hebben en zijn. Ze is allereerst op onze medezusters gericht. Maar laat de onderlinge verbondenheid ook de eigen kleur zijn van onze gastvrijheid naar buiten toe.

 

53 Door de professie en vrije keuze voor God en zijn Rijk krijgen wij een nieuwe thuis in de religieuze gemeenschap. Maar evident blijven we ook onze families dankbaar en zullen wij hen een warme genegenheid toedragen. De eenvoud en blijheid waarmee we als gemeenschap bezoekers ontvangen is uitdrukking van de gastvrijheid die ons leven tekent.

 

54 ‘De zieken moeten met uiterste zorg omgeven worden’. R.A. 3,4.
De zieke en bejaarde zusters hebben recht op onze genegenheid. Ze vertegenwoordigen op een bijzondere wijze de Heer Jezus binnen de gemeenschap. Als bevoorrechte ledematen van Christus trachten we hen met onze aandacht en goede zorgen te ondersteunen. De liefde voor onze medezusters reikt tot over de dood. De overledenen blijven wij gedenken in ons gebed en wij bewaren in ons hart een dankbare herinnering aan diegenen die ons als Zwartzuster van Bethel zijn voorgegaan.

 

55 ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u’. Joh. 20,21b.

Een gemeenschap van de Zwartzusters deelt in de zending van de universele Kerkgemeenschap. Ons leven in eenheid en liefde is een gestalte van de apostolische vruchtbaarheid van heel de Kerk en een verwijzing naar ‘de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.’ Apok. 21,1.