VEURNE MARIA TROOST

het voormalig klooster in de Zwarte Nonnenstraat in Veurne

Op 10 oktober 1954 werd de communiteit van Zwartzusters in Veurne opgenomen in de Congregatie van de Zwartzusters van Bethel in Brugge. Die fusie kwam tot stand op aansturen van de toenmalige bisschop de Smedt van Brugge. De Zwartzusters van het klooster in Veurne konden terugkijken op een rijk verleden dat terugging tot halfweg de 15de eeuw.

De ontstaansperiode

De triomf van de dood. Pieter Brueghel de Oude, 1562. Madrid, Prado.

1439 – In Vlaanderen heerst overal zware hongersnood. Het is “soo een schroomelicken dieren tydt, datter menichte arme menschen van honger vergingen. Dien hongernoot wiert gevolcht door een wonderlicke groote sterfte”. In Veurne en omgeving breekt “eene straffe peste” uit. Tijdens de daarop volgende jaren sterft één op 4 inwoners aan deze besmettelijke ziekte.
Volgens de “Jaerboeken van Veurne en Veurnambacht” (1853-55) komen, zeker vóór het jaar 1469, lekebroeders van het klooster der Alexianen in Gent naar Veurne om “de besmette lieden by te staen“, op uitdrukkelijke vraag van de stadsmagistraat. De congregatie van broeders Alexianen, genoemd naar de schutspatroon de H. Alexis van Edessa (+ ca. 430), werd rond het jaar 1300 opgericht en verspreidt zich in de eerste helft van de 14de eeuw al snel in onze streken.

Uit dit klooster in Gent kwamen Alexianen naar Veurne. Joseph Van Haerde, 19de eeuw.

Deze “broeders der barmhartigheid” leven volgens de regel van de H. Augustinus. Ze worden in de volksmond Lollaards of Lollarden genoemd, of ook Celllebroeders. Er bestaat eveneens een vrouweljke tak van Cellezusters, waaruit (zeker in Brugge, maar misschien ook in Veurne) naderhand de Zwartzusters zijn ontstaan. De Cellebroeders en -zusters leggen zich vooral toe op het verplegen en begraven van arme zieken, leprozen (= melaatsen) en vooral pestlijders.

Cellebroeder en -zuster verzorgen pestlijders.

ca. 1450 – Volgens een oude aantekening wonen er waarschijnlijk al rond 1450 Zwartzusters in een begijnhof, gelegen in de huidige Noordstraat. Nadere gegevens ontbreken. Over de eigenlijke stichtingdatum en beginperiode van de Zwartzusters in Veurne is bitter weinig bekend. Het is niet mogelijk om te achterhalen vanwaar ze kwamen, of ze misschien Cellezusters waren, of het om een echte kloosterstichting ging of slechts om een filiaal van een klooster elders. Alle schriftelijke bronnen en archieven van het klooster zijn in de loop der tijden, vooral in “in troubele tyden” (de godsdienstoorlogen van de 16de eeuw) grotendeels verdwenen.

Historisch overzicht. Veurne, kloostergang.

1461 – In dit jaar worden de Zwartzusters in Veurne voor het eerst uitdrukkelijk vermeld. De rekeningen van de Kasselrij Veurne schrijven dat de schepenen in dat jaar 24 schellingen parisis “in hovescheden ende in aelmoessene” geven aan de Zwartzusters, allicht omdat ze, net zoals de Cellebroeders, zo goed zorgen voor de (vrouwelijke) zieken en pestlijders in de stad. De zwartzusters wonen in een klooster in de later naar hen genoemde Zwarte Nonnenstraat.

1512 – Het klooster beschikt voortaan over een eigen kapel. Ze is gebouwd en ingericht dank zij de milde giften van Gilles Oudore, kanunnik van de St. Walburgakerk, een grote weldoener van de communiteit.

1521 – Het klooster wordt merkelijk uitgebreid door de aankoop van “drye cleyne huusekins“. De H. Ursula wordt de patroonheilige van het huis.

De H. Ursula, patroonheilige van het klooster. Detail van een antependium.

1524 – De Zwartzusters krijgen van de burgemeester en schepenen een stuk stadsgrond, op voorwaarde dat ze de waterloop zullen onderhouden, en de grond terug afstaan als het standsbestuur die nodig mocht hebben. Jaarlijks moeten de zusters 14 schellingen rente betalen. Ze beloven tegelijk om alle inwoners van de stad te helpen, en zich niet buiten de stad te zullen begeven zonder medeweten en toestemming van de hoogbaljuw en de principale van de wet.

1533 – Blijkens een overeenkomst van 11 maart tussen het stadsbestuur enerzijds en de deken van de St.-Walburgakerk anderzijds geven de Zwartzusters al enige tijd les aan meisjes. In datzelfde jaar krijgen ze van de Kasselrij Veurne financiële steun ten belope van 300 pond parisis, “in recompense van diversche diensten en… uit consideratie van haerlieder aermoede“.

De periode van de godsdienstoorlogen

De beeldenstorm (schilderij van Dirck van Delen, 1630)

1566 – In Steenvoorde breekt de Beeldenstorm los. Groepen rondtrekkende Calvinisten vernielen in een eerste fase (10-18 augustus) kerken, kapellen en kloosters in het Westkwartier, de Westhoek, de zuidwestelijke hoek van het graafschap Vlaanderen met o.m. de stad Veurne. Het klooster van de Zwartzusters, evenals dat van de Cellebroeders en de Grauwe Zusters, blijft, voorlopig althans, gespaard.

1580 – Wanneer de Geuzen de stad Veurne volledig onder hun controle hebben verergert de situatie voor de Zwartzusters. De nochtans gematigde commissarissen willen hun kloostergebouw in beslag nemen en verkopen. Maar de stadsmagistraat tekent hiertegen formeel bezwaar aan bij de Raad van Vlaanderen. “omdat zij [de Zwartzusters] het gemeente in noot dienden, en de deze in hunlieden sieckte bijstonden. Verder oock, omdat ze geene goederen besaten, ende hun met de religiesaecken niet bemoeyden“. Omwille van hun alom gewaardeerde hulp aan zieken, vooral in tijden van pest, mogen de Zwartzusters hun klooster behouden.

Het klooster van de Zwartzusters van Ieper.

1586 – De aanhoudende godsdienstoorlogen veroorzaken ook grote schade aan de gewassen op de akkers. Er komt hongersnood en de pest breekt uit. De weinige zwartzusters van Veurne, die de handen vol hebben met het verzorgen van pestlijders, worden met de ondergang bedreigd. De magistraat van de stad en die van de kasselrij Veurne halen 2 Zwartzusters uit Ieper en 2 uit Diksmuide. In het “Profes-ende-Dood-Boeck” (1722) staat te lezen dat het “clooster ofte convent der swarte susters in de stad Veurne een filiael van ’t gonne der swarte susters te Ipre” wordt. Het klooster in Veurne is gered maar wordt, na de herovering van de Zuidelijke Nederlanden door de Spanjaarden, een bijhuis van de Zwartzusters van Ieper. Deze stad wint immers aan invloed en belang omdat er voortaan een bisschop resideert.

1589 – Het klooster is zo bouwvallig dat de Veurnse wethouders een milde bijdrage geven voor de nodige herstellingwerken. Maar het blijven harde tijden. In de kastelnijrekening van 1595-96 is er sprake van de “notoire aermoede” van de zusters.
1593 – De 3 Zwartzuster gaan werken in het St.-Janshospitaal van Veurne, om er de slachtoffers verzorgen van een pestepidemie die uitbreekt in 1595.

De periode van heropbloei

1605 – De kloostergebouwen zijn nog steeds erg vervallen en zijn dringend aan herstelling toe. Het stadsbestuur geeft de communiteit van 5 Zwartzusters hiervoor een financiële impuls van 240 pond, ook in 1610 (400 pond) en 1613 (300 pond).

Ordonnantien en Statuten, uitgevaardigd door bisschop Maes van Ieper

1610 – Op 7 april vaardigt de bisschop van Ieper, Karel Maes, de oudst bewaarde “Ordonnantien ende Statuten” uit voor de Zwartzusters in Veurne. De pastoor van de St. Walburgakerk wordt aangewezen als hun geestelijke directeur, die de bisschop vertegenwoordigt bij een professie (= het afleggen van de 3 kloostergeloften).

1640 – De Zwartzusters houden na de Godsdienstoorlogen een meisjesschool open maar moeten die algauw, door allerlei interne moeilijkheden, sluiten en geven de onderwijstaak door aan de Grauwzusters.

1645-47 – Opnieuw breekt een periode aan waarin de pest (“rooden ende den grauwen buycloop“) overheerst. Meer dan 1 op 3 inwoners van de kasselrij Veurne bezwijkt aan de ziekte!

Het klooster van de Zwartzusters (met blauwe stip aangeduid) op plattegrond van Veurne. J. Blaeu, 1649.

1650 – In de communiteit, die bij het begin van de 17de eeuw slechts 5 leden telde, leven er nu 18 zusters. Ze wijden zich tot ca. 1688 aan de verzorging van weeskinderen, zieken en krankzinnigen.

1669 – De moeder (= overste) van het St.-Ursulaklooster wordt niet langer voor het leven verkozen, maar om de 3 jaar.

1709-13 – Het Rekeningenboek van het klooster geeft een opsomming van de bronnen van inkomsten voor de 12 Zwartzusters: de zorg voor de zieken; het exclusief recht om de overledenen te begraven en de kleren van de aflijvigen te verkopen; het voorrecht (zoals ook van de andere Zwartzuster-kloosters) om elke vrijdag op bedeltocht te gaan; de opbrengst van allerlei vormen van handwerk in het werckhuys” van het klooster; de doten (= “bruidsschatten“) van intredende zusters, in de vorm van een geldbedrag of onroerend goed; een gedeel van de parochiale “armendis” (gespijsd door opbrengsten van tienden, onroerende goederen, renten in natura en geld, brood- en graanbedelingen e.d.); de opbrengst van jaargetijden (= jaarlijkse missen voor overledenen, die hiervoor een deel van hun nalatenschap besteedden, in de vorm van een fondatie).

Het “Profes-ende-Dood-Boeck” van klooster in Veurne.

1722 – Vermoedelijk van dit jaar dateert het bewaard gebleven “Profes-ende-Dood-Boeck van het clooster van Ste-Ursula binnen Veurne, gheseydt Swarte Susters, van het order vanden H. Augustinus“. Dit boek werd waarschijnlijk opgesteld door de geestelijke directeur, een kanunnik van de St.-Walburgakerk. Daarin staat een uitvoerige beschrijving van het ceremonieel, de gebeden en de teksten van de inkleding van een novice, plus de tekst van de professie (= het uitspreken van de eeuwige kloostergeloften). Daarnaast staat er in het boek een lijst van de moeders (=oversten), de religieuzen en de weldoeners van het klooster sinds 1586.

1724-27 – Met de financiële steun van de stedelijke overheid kunnen de Zwartzusters een nieuwe kloosterkapel bouwen. In ruil moeten ze 3 jaargetijden laten celebreren in die kapel.

1740 – De Zwartzusters worden ingeschreven als lid van een aloude broederschap, de “gilde van den heylighen cruce” (Broederschap van ’t heyligh Kruys). In de St. Walburgakerk werd namelij een kruisreliek bewaard die Robrecht I de Fries, graaf van Vlaanderen (vanaf 1071 tot 1093), had gekregen van de patriarch van Jeruzalem.

Barre tijden

Declaratie van goederen onder het Oostenrijks Bewind

1787 – De 9 Zwartzusters van het klooster – nog steeds een filiaal van Ieper – maken, in opdracht van de Oostenrijkse keizer Jozef II, “een Staet of declaratie der goederen” met daarin de vermelding van “huysen en gebauwen” (het klooster en 2 huizen), landerijen en bossen (in Looberghe en Hondschoote in Frans-Vlaanderen, Wulpen, Bewesterpoort en Westvleteren), “capitaelen en renten van fondatien” en casuele inkomsten (de opbrengst van de bediening van zieken, van het handwerk en van de wekelijkse bedeltocht.

Keizer Jozef II schaft in Vlaanderen een 100-tal (volgens hem nutteloze) contemplatieve kloosters af, maar spaart de religieuzen die zich wijden aan ziekenzorg en onderwijs, o.m. de Zwartzusters van Veurne.

1793 – Na hun overwinning op de Oostenrijkers, tijdens de slag van Jemappes en Fleurus, bezetten de Fransen onze gewesten en plunderen en verwoesten kerken en kloosters, ook in Veurne.

Het oude klooster van vóór de Franse Revolutie. (Tekening P. Cambier, 1917)

1796 – Het Franse Revolutionair Bewind keurt een besluit goed tot afschaffing van alle kloosters. Een decreet van 9 september beveelt de aangeslagen goederen onmiddellijk te verpachten of openbaar te verkopen als “domaines nationaux“. Op 3 oktober komt een ambtenaar bij de Zwartzusters met de boodschap dat hun klooster wordt gesupprimeerd en hij maakt een inventaris op van de gebouwen en de inboedel. De zusters antwoorden “dat zy hun klooster niet en zouden verlaten als door ’t geweld, en tenzy zy hen daeruit zouden slepen“.

1797 – In weerwil van meerdere verzoeken om in hun klooster te mogen blijven wonen krijgen de 4 Veurnse Zwartzusters op 19 januari een officiële brief over de afschaffing van hun klooster.

De St.-Walburgakerk in het oude Veurne

1798 – Op 17 maart wordt in Brugge het kloostergebouwen openbaar verkocht als “zwart goed” voor 150.000 fr. aan een inwoner van Veurne, die de kapel gebruikt als schuur. De inboedel wordt apart verkocht. De 4 zusters nemen hun intrek in een privéwoning, waarin ze tijdens de rest van de “Beloken Tijd” verblijven, tot Napoleon aan de macht komt in Frankrijk.

1799 – Op 28 december staakt Napoleon de kerkvervolging en proclameert de vrije uitoefening van de eredienst. Dat zal in 1801 worden bevestigd, op 15 augustus 1801, in het concordaat tussen de Franse keizer en paus Pius VII, en blijven gelden tot het Hollands Bewind onder koninkrijk Willem I (1815-30).

1814 – Het verkochte klooster van de Zwartzusters is inmiddels grotendeels verwoest en er blijft nog één zuster over, Jacoba De Winter. Pastoor Franciscus Rousseeuw van de St. Walburgiskerk, die kerkrechtelijk de directeur (“geestelyken bestierder“) is van de Zwartzusters, smeekt in een brief aan de kloosters van de Zwartzusters in Belle en in Diksmuide om elk 1 of 2 zusters te sturen naar Veurne, om er een nieuwe kleine communiteit te vormen. Maar beide kloosters antwoorden dat het op dat moment niet mogelijk is om op dat verzoek in te gaan. Pastoor Rousseeuw schrijft daarop een brief naar de bisschop van Gent, Maurice de Broglie, in de hoop dat die gemakkelijk de toelating zal krijgen van de overheid om met een nieuw klooster te herbeginnen.

De gang in het klooster in de Zwarte Nonnenstraat, na de Franse Revolutie

1815 – Op 13 januari geeft de Gentse bisschop in een brief zijn toestemming, maar de zuster moeten wachten om het kloosterkleed te dragen tot alle voorbereidingen zijn genomen. De overijverige pastoor Rousseeuw huurt alvast een huis in… de Zwarte Nonnenstraat, bijna recht tegenover het vroegere voormalig klooster. Op 1 mei treden Zr. Jacoba De Winter en 4 postulanten er binnen. Het klooster van Veurne is herboren! Op 1 juni komen er 2 nog Zwartzusters (Soeurs de Notre-Dame du Fief) bij uit Belle. ’s Anderendaags krijgt pastoor Rousseeuw van de bisschop de toelating om de 4 novicen het kloosterkleed op te leggen volgens de aloude statuten. Op 18 juli heeft in de kloosterkapel de ceremonie plaats van de “kleedinghe met het habyt van het order“. Moeder Jacoba overlijdt op 16 oktober.

1821 – Na heel wat strubbelingen met de overheid worden eindelijk in een KB van 9 november de “Regelen en Statuten” goedgekeurd en krijgen de Zwartzusters rechtspersoonlijkheid. Er mogen maximum 8 zusters deel uitmaken van de communiteit. De overste wordt gekozen voor een termijn van 3 jaar. Een novice moet minstens 20 jaar oud zijn en de geloften gelden voor ten langste 5 jaar. De zusters bewaren de volledige eigendom van hun goederen en inkomsten, maar ze mogen geen nieuwe onroerende goederen aankopen zonder koninklijke toestemming.

Grafsteen van de weldoener Nicolaus de Roovere, de laatste Ter Duinenmonnik.

1822 – Op 24 april stemt koning Willem I ermee in dat de Zwartzusters een gedeelte van hun dierbaar voormalig kloostergebouw in de Zwarte Nonnenstraat terugkopen, ook al is het gebouw in een vervallen toestand. Dank zij de financiële steun van een grote weldoener, de laatste monnik van de afgeschafte abdij van Ter Duinen, Nicolaus de Roovere, wordt de koop afgesloten op 24 mei voor een bedrag 2.362 gulden 50 centen. Na grondige renovatie – en nieuwbouwwerken kunnen de 5 Zwartzusters in 1823 terugkeren naar hun oude klooster.

Na de onafhankelijkheid van België (1830)

De Zwartzusters van Veurne in hun werkkamer. Schilderij van Georges Verschingel.

1830 – De Zwartzusters krijgen van de burgerlijke en kerkelijke overheid meer bewegingsvrijheid. Het maximum aantal leden van de communiteit mag worden opgetrokken van 8 naar 10 (vanaf 1975 zal dat aantal opnieuw worden verhoogd tot 15), om de zieken in de stad – die nu 4200 inwoners telt – te helpen. Van de bisschop van Gent mogen nieuwe zusters voortaan kloostergeloften afleggen zonder enige beperking in de tijd, dus ook eeuwige geloften, zoals vóór de Franse Revolutie.

De kapel van het bijhuis in Hondschoote (Fr.-Vlaanderen)

1889-1966 – Vanuit Veurne vestigen 5 Zwartzusters op 27 februari zich in een bijhuis in Hondschoote, vlak over de grens in Frans-Vlaanderen. De woning wordt ter beschikking gesteld door een grote weldoener, de familie de Bil. Later kunnen ze ook het aanpalend huis verwerven. De 5 zusters van het nieuwe filiaal openen er een rustoord “Maison de repos St.-Augustin” voor bejaarde vrouwen.

Binnenzicht van de kapel bij het rustoord in Hondschoote

Door een wet van de Franse antiklerikale regering-Combes, op 7 juli 1904, worden alle religieuzen, zonder onderscheid, uit hun kloosters verdreven. De Zwartzusters moeten noodgedwongen uitwijken naar Veurne. Maar na het aftreden van premier Combes, eind 1905, kunnen ze toch naar Hondschoote terugkeren. In 1928 bouwen ze een nieuwe kapel. Na WO II wordt het rustoord ingrijpend gemoderniseerd en fusioneert het, net zoals het klooster van Veurne, op 10 oktober 1954, met de Zwartzusters van Bethel in Brugge. Op 1 oktober 1965 wordt het rusthuis overgelaten aan de stad Hondschoote en gaan de laatste zusters weg op 8 januari 1966.

Vanaf de 20ste eeuw

1905 – De Zwartzusters van Veurne huren een herenhuis in de Vleeshouwersstraat, 12 en bouwen het uit als rustoord voor bejaarde vrouwen, het zogeheten “gesticht Cuvelier“, naar de naam van de eigenares van de woning.

Het Hotel “l’Océan” in de Panne

1914-18 – Tijdens de Eerste Wereldoorlog helpen de zusters bij het verzorgen van gekwetste soldaten en burgers in het hotel “l’Océan” in De Panne en ze geven vanaf 1915, samen met Zwartzusters van Ieper en Diksmuide, les aan kinderen uit de frontstreek, in de koninklijke school “Marie-José” in Wulveringem.

Het zwaar beschadigde kloosterpand na WO I

In 1918 wordt het klooster in de Zwarte Nonnenstraat zwaar beschadigd door beschietingen en wordt na WO I, tot 1923, helemaal wederopgebouwd. De aanleunende eenbeukige kapel ondergaat grondige herstellingen.

Veurnse Zwartzusters bereiden poeders, zalven en verbanden op de binnenkoer

1922-40 – In juni 1922 stichten de Zwartzusters een tweede bijhuis in Roeselare, in de Delaerestraat. De 10 leden van de communiteit verzorgen zieken aan huis. Elke dag wonen ze de mis bij in de kerk van de Paters redemptoristen. Bij het uitbreken van Wereldoorlog II, in mei 1940, moeten de Zwartzusters op de vlucht gaan en keren terug naar Veurne. Daar wordt beslist het filiaal in Roeselare op te heffen en te verkopen.

De communiteit van zwartzusters in Veurne (1925).

1924 – De Zwartzusters ontruimen een deel van het “gesticht Cuvelier”, aan de kant van de Oude Beestenmarkt, om de oprichting mogelijk te maken van de St. Augustinuskliniek.

Refuge in de Vleeshouwersstraat tijdens WO II

WO II (1940-45) – Reeds bij het begin van de Tweede Wereldoorlog moeten de Zwartzusters een kamer in het klooster ter beschikking stellen van de Duitse “Kommandantur” van Veurne. In februari 1943 moeten de zusters hun hele klooster helemaal ontruimen en ter beschikking stellen van de Duitse bezetter. Ze vinden een onderkomen in huurwoning in de Vleeshouwersstraat 14 en het daaropvolgend jaar terugkeren naar het klooster.

Bisschopsbrief over de versmelting van de Zwartzusters van Veurne en Brugge

1954 – Op 10 oktober komt er een fusie tot stand van de Zwartzusters van Veurne met de Brugse Zwartzusters van Bethel.

1957 – Het huis, links palend aan de voormalige oude St. Augustinuskliniek, aan de Oude Beestenmarkt wordt ingericht tot woonst van de communiteit.

De communiteit van Veurne na 1967

 

De eerste steen van “Kastanjedal“, met de kernspreuk van de Zwartzusters

1974 – Naast het nieuwe St. Augustinusziekenhuis aan de Ieperse Steenweg (gebouwd tussen 1959 en 1961) wordt op 19 december de 1ste steen gelegd van het klooster, “Kastanjedal“.

1977 – De communiteit van de Zwartzusters trekt op 24 februari in het nieuwe klooster in de Klinieklaan 3, dat op 27 maart wordt ingezegend. Hoewel het aantal voltijdse verplegende zusters in het ziekenhuis fel is afgenomen, hebben zij nog een actieve aanwezigheid op de kraaminrichting, de diensten geriatrie, de keuken, de kapel, de bib, de linnenbedeling, enz. Ze hebben tevens een inspirerende inbreng bij de pastorale animatie. “Kastanjedal” neemt ook deel aan parochiale activiteiten, zoals de stedelijke parochiale raad, de missiekring, de CM-ziekenwerking (Wit-Gele Kruis), enz.

1991 – Een nieuw millennium, nieuwe uitdagingen: vergrijzing
De bevolking in de Westhoek is oud, de oudste van het land. Om de ouderenzorg beter uit te bouwen, werd naast de vzw Katholieke Gezondheidszorg Westhoek ook de vzw Katholieke Bejaardenzorg Westhoek opgericht. Naast het ziekenhuis werden serviceflats gebouwd en een woon-zorgcentrum.

1995 – De opening in april van een serviceflatgebouw “Suytcapelle” is een eerste realisatie van de “vzw Katholieke Bejaardenzorg Westhoek“. Het gaat om 20 wooneenheden voor valide bejaarden met facultatieve dienstverlening. Senioren, alleenstaanden of koppels, kunnen hier dus zelfstandig wonen met behoud van hun autonomie en privacy.

Het Woon- en Zorgcentrum “Huize Maria Troost“.

1998 – Ter vervanging van het RVT “Maria Troost” (daterend van 1962) wordt op 23 januari, naast de St.- Augustinuskliniek, Ieperse Steenweg 98A, een nieuwgebouwd Woon- en Zorgcentrum (WZC) “Huize Maria Troost” met 50 bedden (waarvan 30 voor dementerende bejaarden en 20 voor zwaar zorgbehoevenden) in exploitatie genomen.

Het dagverzorgingscentrum “Tagaste“.

2001 – Er ontstaat ook een dagverzorgingscentrum “Tagaste” voor de opvang en behandeling van ambulante volwassen patiënten, om op die manier de mantelzorg en de thuiszorg te ontlasten en te ondersteunen.

Het serviceflatgebouw “Soror Nigra“.

2003 – In het voorjaar wordt in de Daniël de Haenelaan, in de tuin van de Zwartzusters, een tweede serviceflatgebouw “Soror Nigra” geopend met 20 wooneenheden.

2005 – Op 31 oktober wordt het oude vertrouwde kloosterpand “Bethania” in de Zwarte Nonnenstraat 28 officieel gesloten. De 3 laatste bewoonsters, Zr. Angèle, Zr. Ursula en Zr. Idès verhuizen op 3 november naar het nieuwe klooster “Kastanjedal“, waar hun Veurnse medezusters al verblijven sinds 1977.

De bewoonsters van “Kastanjedal“, gezellig bij elkaar tijdens de recreatie

Dankzij de congregatie van de Zwartzusters van Bethel Brugge en de leden van de Raad van Bestuur is dit privaat (en christelijk) initiatief tot stand gekomen.

Het Woonzorgnetwerk Maria Troost omvat nu:

  • woonzorgcentrum Huize Maria Troost Veurne,
  • het dagverzorgingscentrum Tagaste,
  • drie assistentiewoningen (Suytcapelle, Soror Nigra en Sint-Andries),
  • de aanleunwoning Ostia,
  • de thuisverpleegkundige dienst,
  • de zorgflats Kastanjedal