OOSTENDE – HEILIGHARTZIEKENHUIS

Geschiedenis van de Zwartzusters in Oostende

Zeker vanaf het begin van de 15de eeuw was er in Oostende een communiteit van Grauwzusters, die leefde volgens de kloosterregel van de H. Franciscus. In 1613 namen ze de regel van St. Augustinus aan en werden voortaan Zwartzusters genoemd. In 1798, tijdens de Franse Revolutie, wordt het klooster afgeschaft en openbaar verkocht. Pas ruim een halve eeuw later, in 1856, kwamen 4 Zwartzusters van Bethel-Brugge naar Oostende om er een bijhuis te stichten en de cholerazieken te verzorgen. Vanaf toen zijn ze in de badstad gebleven, waar zij een religieus leven combineren met een inzet voor zieken en voor hulpbehoevende bejaarden.

De voorgeschiedenis (ca. 1402 – 1613)

Kaart van Oostende, omstreeks 1560. Jacobus van Deventer.

Volgens een 18de-eeuwse kroniek bouwen de Cellieten (ook Alexianen, Cellbroeders, of Lullaards genoemd) rond het jaar 1402 in Oostende een gasthuis voor behoeftige reizigers en pelgrims. Dat passantentehuis staat in de Gasthuisstraat, dichtbij de Havendijk, op de plaats van het latere klooster van de Zwartzusters. Het zou hier allicht gegaan hebben om een “dubbelklooster“, dus van zowel Cellebroeders en -zusters. Dat zijn geen kloosterlingen in de moderne zin van het woord, die formele geloften van gehoorzaamheid, zuiverheid en armoede afleggen, maar godvruchtige leken, die leven van de inkomsten van het gasthuis en die onderworpen zijn aan het stadsbestuur. Vanaf halfweg de 14de eeuw onderwerpen de Cellieten zich, onder de druk van de plaatselijke bisschoppen, aan de kloosterregel van St. Augustinus en dragen binnenshuis een wit habijt en buiten een zwart.

1423 – Er is geen sprake meer in Oostende van een dubbelklooster. Er zijn enkel nog Cellezusters, “Grisei Sorores” (“Grauwe Zusters“) genoemd, die leven volgens de regel van St. Franciscus en de zieken in de stad Oostende verzorgen. Ze ontlenen hun naam aan hun habijt, dat uit grijze of grauwe wol is gemaakt.

Grauwzuster. Maastricht, Natuurhistorisch Museum.

1504 – Een nieuw gasthuis wordt opgetrokken op de hoek van de Kerkstraat en de Ooststraat, dichtbij de nieuwe parochiekerk. De bouw ervan vordert langzaam en pas op 10 augustus 1537 komt de suffragaan (=hulpbisschop) van de bisschop van Doornik het inzegenen. De bijhorende kapel heeft de H. Laurentius (die in 258 de marteldood stierf in Rome) als schutspatroon.

1570 – De Grauwzusters krijgen voortaan een subsidie van de stadsmagistraat om lijnwaad en dekens te kopen voor de armen die in het gasthuis logeren. Als vaste financiering wordt bij de zusters van het gasthuis de “stadswaag” geplaatst, waardoor ze het “recht van maat en schaal” krijgen, het recht “vande ballanche, metsgaders trecht vande mate ende martghelde”, om alle goederen die in de haven van Oostende aankomen – tegen een vergoeding – te meten en te wegen.

1576 – De streek van Oostende wordt te vuur en te zwaard verwoest door de Geuzen. De inwoners, inclusief de Grauwzusters, slaan massaal op de vlucht. Het leegstaande kloostergebouw van de Grauwzusters wordt tijdens de godsdiensttroebelen verkocht. De bijhorende stadswaag verhuist naar het vleeshuis.

Plattegrond van Sluis in 1562. Marcus Gerards.

1583 – De Grauwzusters in verbanning vinden een onderkomen in het nog door Spanje bezette Sluis, in het “Convente van S. Katheryne gheseyt de Maechdaleene” (eveneens een Grauwzuster-klooster). In Sluis is er ook een klooster van de Zusters Augustinessen, die een Maria-gasthuis runnen.

De belegering van Oostende. Pieter Snayers (1593-1662)

1604 – Na een belegering van 3 jaar nemen de Spaanse troepen uiteindelijk Oostende in. De stad is herschapen in één grote puinhoop: alle kerken en kloosters zijn verwoest. De verslagen protestantse bondgenoten, de Hollanders en de Engelsen, veroveren Sluis. De Grauwzusters nemen de wijk naar Brugge, dat ook in handen is gekomen van de katholieke Spanjaarden.

1607 – De Grauwzusters vragen de Oostendse stadsmagistraat om te mogen terugkeren en om ten dienste te staan van de bewoners in geval van besmettelijke ziekten en om “jonge dochterkens te leeren lesen, schrijven, nayen, maecken van spellewerck…“.

Middeleeuwse havenkraan bij stadswaag. Miniatuur, 1510.

1609 – Op 21 mei geeft het stadsbestuur van Oostende de gevraagde toelating. Een maand later arriveren 4 Grauwzusters in Oostende en krijgen ze voorlopige verblijfplaats toegewezen. Ze mogen een keer per week op bedeltocht gaan en ze verwerven de vroegere meet- en weegrechten (de “stadswaag“) voor de geïmporteerde goederen in de haven, wat voor hen twee goede bronnen van inkomen zijn.

Grauwzusters worden zwartzusters (vanaf 1613)

1613 – In een brief van de Brugse bisschop de Rodoan staat dat de Grauwzusters van het hospitaal voortaan onder zijn gehoorzaamheid vallen, de kloosterregel van St.-Augustinus volgen en verbonden zijn met de Zwartzusters van Brugge. Toch zullen de mensen van Oostende het nog jarenlang hebben over “de grauwzusters” of “grauwe nunnen“.

1614-1625 – Ondanks de vrijgevigheid van het stadsbestuur en van particuliere weldoeners verloopt de wederopbouw van het klooster van de “nieuwbakken” Zwartzusters traag. Ze krijgen daarom de uitzonderlijke toelating om niet alléén in de stad, maar in het héle bisdom Brugge op bedeltocht te gaan voor aalmoezen. In 1618 mogen de Zwartzusters stenen en materialen gebruiken van een vervallen gasthuis bij de stadsvesten. In 1623 bouwen ze een klein hospitaal, waarin enkelen van hen zieken verzorgen. In 1625 zijn de werken aan het klooster eindelijk voltooid.

De Brugse bisschop Nicolaus Haudion. (A. Sanderus, Flandria Illustrata, 1641)

1642 – Bisschop Nicolaus Haudion stemt er op 23 mei mee in dat “de Religieusen van Sint Augustin, nu geseyt Swerte Susters binnen Oostende” ook de “Statuten ende Ordonnantien” volgen, welke eerder al waren uitgevaardigd voor de Zwartzusters van Bethel in Brugge. Op 5 september volgt een begeleidende brief met enkele aanpassingen van deze statuten. Op 3 juli wijdt de bisschop de kloosterkapel in, met de H.H. Laurentius en Augustinus als schutspatronen.

1652 – Van mei tot juni bieden de Zwartzusters meer dan 60 Engelse Klarissen logies aan, die hun klooster zijn ontvlucht bij het beleg van de Franse havenstad Grevelingen (het huidige Gravelines, in Frans-Vlaanderen) door de Spanjaarden.

De Spaanse Armada. Ets, Jan Luyken, Ets, 1679. Amsterdam, Historisch Museum.

1661 – Stilaan komen de Zwartzusters in Oostende in aanraking met de Admiraliteit van de Spaanse Armada (=legervloot). Ze stellen hun kapel ter beschikking van de legeraalmoezeniers (Vlaamse Jezuïeten) voor begrafenissen, doopsels en huwelijken van militairen.

1663 – Op 1 juli geeft de Brugse bisschop Robert de Haynin de toelating om een broederschap op te richten ter ere van de H. Laurentius in de kapel van de Zwartzusters.

De St.-Petrus en Pauluskerk, parochiekerk van de Oostendse Zwartzusters.

1690 – Guillielmus Willemans, pastoor van de Oostendse St. Petrus en Paulusparochie, die de zusters zeer genegen is, begint met het schrijven van het “Register van het Clooster der Swerte Susters onder den reghel van den H. Vaeder Augustinus, binnen de stede ende port Oostende“. Op het einde van de 17de eeuw houden de zusters een school open, zoals ze bij hun terugkeer in 1609 hadden beloofd.

De 18de eeuw

1706 – Omdat Oostende, bezet door de Spanjaarden, zich weigert over te geven aan het Engelse leger, wordt de stad belegerd en zwaar gebombardeerd. Oostende is, volgens een brief van de overste Florentia Nagels, “byna teenemaal geworden tot eenen mollenhoop; daeronder ook ons klooster teenemaal gebrand en geruineert is geweest tot den gronde toe…zodat wy arm als Job hebben geweest, ons refuys (=toevlucht) moetende nemen in het waeghuys (weeghuis)”.

Het wederopgebouwde klooster op de hoek van de Kerkstraat en Ooststraat (foto: 1904).

1709 – Voor de wederopbouw van de verwoeste kloostergebouwen geeft de stadsmagistraat aan de zusters, behalve financiële steun, ook de uitzonderlijke toelating om in alle Vlaamse steden te gaan bedelen. Daarvoor trekken ze naar Gent, Antwerpen, Mechelen, Brussel, Leuven en natuurlijk ook naar Brugge, waar ze de meeste aalmoezen krijgen. Ook in Oostende zélf wordt een ommeganck (=bedeltocht) georganiseerd. Nu is er voldoende geld in voorraad om op 18 juni de eerste steen te leggen van een nieuwe kapel.

St.-Laurentius, patroon van de kloosterkapel. Wenzel Hollar, 1650
(Pentekening. Toronto, Universiteitsbibliotheek).

1710 – De Zwartzusters ontvangen in 1710 van de prior der Ongeschoeide Karmelieten van Brugge een reliek van de H. Laurentius. Omdat deze relikwie vanwege het bisdom openbaar mag worden vereerd, ontstaat in de kloosterkapel een grote volksverering.

1712 – Ook het kloostergebouw is nu helemaal hersteld. Maar kort daarna wordt de St.-Petrus en Paulusparochiekerk door brand (veroorzaakt door een onvoorzichtige loodgieter) in de as gelegd. De kloosterkapel dienst vanaf zondag 24 juli als noodkerk voor de hele parochie tot 24 december 1714.

1745 – Vanaf 18 tot 23 augustus wordt Oostende belegerd en aanhoudend gebombardeerd door Duitse, Hollandse en Engelse troepen en uiteindelijk ingenomen. Bijna alle kerken, kloosters en huizen zijn ingestort, inclusief het klooster van de Zwartzusters. Deze krijgen van de bisschop de toestemming om in het hele bisdom te gaan bedelen. Van de Brugse magistraat mogen ze 4 dagen lang aalmoezen inzamelen in de stad. Uiteindelijk is er voldoende geld bij elkaar om de schade aan de kloostergebouwen nagenoeg helemaal te herstellen.

Plattegrond van Oostende. Ferraris-kaart, rond 1775.

1781 – De stadsmagistraat dwingt de Zwartzusters om minstens 2 religieuzen als meid te laten werken in het O.L.Vrouwhospitaal (opgericht in 1777). De zusters weigeren met het argument dat de communiteit hiervoor niet genoeg leden telt. Na heel wat gehakketak rond het bezit van het Waaghuis worden de plooien in 1784 gladgestreken.

1789 – Onder het Oostenrijks Bewind (van keizerin Maria Theresia en vervolgens Jozef II) worden vele kloosters van contemplatieven afgeschaft. De communiteiten die caritatief werk verrichten, zoals de Oostendse Zwartzusters mogen blijven bestaan maar worden aan strengere regels onderworpen. Nieuwkomers bijv. mogen geen kloostergeloften afleggen onder de leeftijd van 25 jaar.

De Franse Revolutie

Het klooster van de Zwartzusters in de 18de eeuw.

1793 – Na een eerste inval van het Franse Republikeinse leger in ons land komen soldaten op 7 februari het Oostendse kloostergebouw van de Zwartzusters opeisen om het als oorlogshospitaal in te richten. De zusters worden voor een ultimatum gesteld: ofwel in het gebouw blijven om gewonde Franse militairen te verzorgen, ofwel vertrekken. Maar reeds de volgende dag worden de bewoonsters van het klooster op straat gezet en nemen, met een deel van het meubilair, hun intrek in een privéwoning. Maar al op 30 maart trekken de Franse troepen weg uit Oostende en de zusters nemen weer bezit van hun “ten deel vernield” klooster.

De slag van Fleurus, die de Franse Bezetting inluidt. (J.-B. Mauzaisse, 1837)

1794 – De Franse troepen zijn terug in Oostende en de Zwartzusters moeten andermaal uit hun klooster. De eerwaarde moeder (= overste) en 4 zusters varen op 16 juni met een vissersloep naar Middelburg. Maar ook Zeeland is intussen al door de Fransen veroverd. Drie zusters blijven er toch terwijl 2 zusters op 16 november terugkeren naar Oostende. Ze moeten het onwaarschijnlijke bedrag van 15.000 gulden Vlaams courant betalen om hun klooster te kunnen terugkopen. Maar bij een nieuw Oostenrijks bombardement van Oostende nemen de Zwartzusters opnieuw de wijk naar Zeeland en keren in november terug naar Oostende.

1795 – In januari krijgen de Zwartzusters van de Franse bezetter 20 dagen bedenktijd over een nieuw ultimatum: ofwel in het klooster blijven en er werken voor de Republiek (lees: als verpleegsters gekwetste soldaten verzorgen) ofwel het pand verlaten. De zusters blijven maar na het verstrijken van de bedenktijd komt niemand opdagen.

1797 – Op 8 januari ontvangen de Zwartzusters het bericht van de Franse bezetter dat hun klooster zal wordt opgeheven. In afwachting moeten alle religieuzen hun kloosterkledij afleggen. Op 25 januari volgt de officiële suppressie van het klooster en de Fransen nemen de hele inboedel in beslag. Op 5 februari worden de 15 kloosterlingen op straat gezet, zonder enige schadevergoeding, geld of meubilair. Ze zijn nu écht straatarm, maar kunnen gelukkig terecht bij enkele medelijdende inwoners.

De 19de eeuw

Oostende in de 19de eeuw. pentekening. Anoniem. Private collectie.

Wat gebeurt er met het klooster in de Kerkstraat na de verdrijving van de zusters? Tijdens het Frans Bewind staat het enige tijd leeg, doet dan dienst als militair hospitaal, en vanaf 1815, tijdens het Hollands Bewind, als kazerne. Van 1837 tot 1865 is er een Armen- en Wezenschool in ondergebracht, geleid door de Broeders van Liefde. In 1869 wordt het ex-Zwartzustersklooster ingericht als Bisschoppelijk College. Vanaf 1879 (onder de antiklerikale regering Frère-Orban) vindt het Gemeentelijke College (het latere Koninklijke Atheneum) onderdak in het voormalig klooster, dat rond 1900 wordt gesloopt. Op die plaats komt in 1908 de stedelijke Albertschool.

1856 – Meer dan een halve eeuw zijn er nu in Oostende al geen Zwartzusters meer. Maar wanneer een cholera-epidemie woedt in de stad onderhandelen de burgemeester en het stadsbestuur met de Brugse bisschop J.-B. Malou om zusters te rekruteren voor de verzorging aan huis van de zieken. De bisschop polst de Moeder van de Zwartzusters van Bethel in Brugge, die ermee instemt om een bijhuis te stichten.

Het huis waarin de Zusters verblijven van 1856 tot 1860.

Op 20 augustus arriveren 4 Brugse Zwartzusters in Oostende met hun schaarse en hoogstnodige “voorwerpen van menage, die al te samen op een kortewagen konden geladen worden“. Ze huren een leegstaand huis in de Aartshertoginnestraat en richten er een eenvoudige kapel in. Van het stadsbestuur krijgen ze voortaan een jaarvergoeding van 300 fr., een toelage die in 1878 zal worden stopgezet door de antiklerikale liberale bewindvoerders.

Het aanpalende “Hôtel d’Allemagne” in de Kaaistraat.

1860 – Op 28 februari kopen de Zwartzusters een stijlvol herenhuis in de Kaaistraat, richten het in en komen er op 14 juli wonen.

1878 – Het aanpalend pand in de Kaaistraat wordt aangekocht voor de dagelijkse consultatie van behoeftige mensen.

De 20ste eeuw

De 20 zusters van de communiteit van Oostende in 1910.

Bij het uitbreken van Wereldoorlog I (1914-18) is de communiteit in Oostende uitgegroeid tot 20 zusters. Ze verzorgen gewonde militairen en burgers in 3 lazaretten. Daarnaast staan ze de slachtoffers bij van de tyfus en van de Spaanse Griep, die in onze streken woeden.

1919 – Op initiatief van de deken van Oostende nemen 5 Zwartzusters de dienst op zich van een nieuwe kliniek van de Katholieke Volksbond, in een groot huis aan het Prinses Stefanieplein. Het ziekenhuis biedt slechts plaats voor slechts 25 patiënten. De algemene overste van de Zwartzusters Constance Foulon, die weet dat de thuisverpleging op haar retour is en de ziekenhuizen in opmars zijn, is gewonnen voor de bouw van een nieuwe moderne kliniek.

Zicht op de achterzijde van het H. Hartziekenhuis in de Frère Orbanstraat.

1928-29 – De pas opgerichte “vzw Kliniek van het H. Hart” koopt een stuk grond aan de rand van de stad, in de Frère Orbanstraat. Op 21 november wordt de 1ste steen ervan gelegd. En 11 maanden later, op 21 oktober 1929, wordt het nieuwe H. Hartziekenhuis ingezegend. De communiteit van Zwartzusters telt 20 leden.

3 Zwartzusters in de gebombardeerde St. Petrus en Pauluskerk van Oostende, 1917.

1940 – Bij het uitbreken van Wereldoorlog II, op 27 mei, slaan de zusters op de vlucht met hun zieken, gewonden en dienstmeisjes. In Gistel laat men de zieken, die van daaruit kunnen thuis geraken, achter. De 12 overblijvende patiënten worden naar het Brugs moederklooster van Bethel overgebracht, waar ze verzorging krijgen in 2 grote onthaalkamers. Na 8 dagen kunnen de zusters en zieken terug naar Oostende, waar het gebouw en vooral de nieuwe kapel veel schade hebben opgelopen.

1956 – De Zwartzusters verkopen hun klooster en ex- materniteit in de Kaaistraat aan het Sint-Andreaslyceum. De Dienst Monumentenzorg breekt de voorgevel van het St. Laurentiusklooster steen voor steen af en reconstrueert die in de oude stad van het Openluchtmuseum in Bokrijk.

De communiteit van Oostende circa 1967.

1972 – Op 9 juni legt burgemeester Jan Piers aan de Gouwelozestraat 100 de eerste steen van de nieuwe H. Hartkliniek die, volgens de plannen, 300 bedden en 270 personeelsleden zal tellen.

 

De communiteit van Oostende in 1985.

1973-75 – Op 23 juni 1973 wordt in de Gouwelozestraat 98, naast de nieuwe in de steigers staande H. Hartkliniek, de eerste steen gelegd van een nieuw klooster. Op 8 september 1975 wordt het voltooide klooster ingezegend en krijgt de naam “Bethel“, naar het oorspronkelijk convent van de Brugse Zwartzusters. Zeven Oostendse Zwartzusters nemen er hun intrek.

Klooster “Bethel” in Oostende.

2015 – De zusters verblijven gedurende 40 jaar in dit klooster. Op 15 september 2015 – na 159 jaar dienstbaarheid in de zieken- en bejaardenzorg van Oostende – verlaten de 4 laatste zusters dit pand. Ze vertrouwen het gebouw en de gronden toe aan het AZ Damiaan Oostende, zodat het verder ten dienste kan blijven van de gezondheidzorg. Het klooster is in 2018 afgebroken.

 

Van Heilig Hartziekenhuis naar AZ Damiaan

Het AZ Damiaan in Oostende, sinds 1999 een fusie van het H. Hartziekenhuis en het St.- Jozefziekenhuis

1919 – In een groot huis aan het Prinses Stefanieplein in Oostende richten de Zwartzusters een ziekenhuis op, dat plaats biedt voor 25 patiënten. De algemene overste van de Zwartzusters, Constance Foulon, die weet dat de thuisverpleging op haar retour is en de ziekenhuizen in opmars zijn, is gewonnen voor de bouw van een nieuwe moderne kliniek.

Het eerste ziekenhuis aan het Prinses Stefanieplein in Oostende.

1928 – De pas opgerichte “vzw Kliniek van het H. Hart” koopt een stuk grond aan de rand van de stad, in de Frère Orbanstraat. Op 21 november wordt de 1ste steen gelegd van een nieuwe kliniek.

1929 – 11 maanden later, op 21 oktober, het feest van de H. Ursula, wordt het nieuwe H. Hartziekenhuis ingezegend. Diezelfde dag verhuizen de 25 patiënten van de oude kliniek aan de het Prinses Stefanieplein, samen met de zusters, de dokters en het personeel.

Het H. Hartziekenhuis in de Frère Orbanstraat, in 1959.

1933 – In de Kaaistraat wordt een stuk grond plus een aanpalend huis (bewoond door de onderpastoor) aangekocht. Daarop verrijst de materniteit St.-Monica.

1940-45 – Bij het uitbreken van Wereldoorlog II, op 27 mei, slaan de zusters op de vlucht met hun zieken, gewonden en dienstmeisjes. In het Brugs moederklooster van Bethel worden hen 2 grote onthaalkamers ter beschikking gesteld. Na 8 dagen kunnen de zusters en de zieken terug naar Oostende, waar het gebouw en vooral de nieuwe kapel veel schade hebben opgelopen. De activiteiten in de kraaminrichting St.-Monica liggen zo goed als stil, omdat zeer veel jonge gezinnen uit de stad zijn geëvacueerd.

De nieuwe kapel van het H. Hartziekenhuis.

1945 – Na WO II komt de H. Hartkliniek weer tot bloei en wordt een model-inrichting voor die tijd en voor de hele regio. Voor het eerst werft men leken-verpleegsters aan.

1948 – De “vzw Zwartzusters van Brugge” koopt op 30 juni een stuk bouwgrond van de “nv. Oostende-Urbanisme“, en op 8 april ook het aanpalend huis in de Frère Orbanstraat. Nog in dat zelfde jaar komt er in de kliniek een 3de verdieping bij, goed voor 33 extra-bedden.

Vrouwenzaal in de H. Hartkliniek.

1953-56 – De grote overstroming in de nacht van 1 op 2 februari brengt grote schade toe aan het gebouw van de materniteit St.-Monica in de Kaaistraat, gelegen in het laagste stadsgedeelte. De moeders en hun boorlingen worden overgebracht naar de H. Hartkliniek. Vanaf 2 juli 1955 tot 6 juli 1956 wordt een nieuwe kraaminrichting opgetrokken naast de H. Hartkliniek.

1965 – Vanaf 1 januari is een leek administratief directeur van het H. Hartziekenhuis. De “vzw Zwartzusters van Brugge” richt op 23 juli een beheerscomité op voor de kliniek, dat is een primeur voor Vlaanderen. Wegens plaatsgebrek op de afdeling heelkunde palmt de kliniek de 1ste verdieping in van de materniteit.

 

Verhuizing naar de Gouwelozestraat

Verpozing voor de Zwartzusters die in de H. Hartkliniek werken.

1966-68 – Omdat de H. Hartkliniek niet meer beantwoordt aan de opgelegde technische normen krijgt ze geen goedkeuring meer van het Ministerie van Volksgezondheid. De “vzw Zwartzusters van Brugge” koopt een terrein (1,3 ha) aan, niet ver van de Stuiverstraat en het stedelijk kerkhof. Het beheerscomité van het H. Hartziekenhuis wordt omgevormd tot “vzw Katholieke Gezondheidszorg Oostende” (K.G.O), die de bouwheer wordt op de grond van de zusters.

Maar het project voor een nieuwbouw stuit op een negatief advies van de Regie der Luchtwegen, want de vluchtcorridor naar de aangroeiende luchthaven van Oostende loopt er pal overheen. De stad Oostende stelt voor om het aangekochte terrein te ruilen voor stads- en staatsgronden (3ha 13a) op de Conterdamkaai, aan de Gouwelozestraat. Pas 4 jaar later, op 11 juli 1972, zal de officiële terreinruil plaats vinden.

1972 – Op 9 juni legt burgemeester Jan Piers aan de Gouwelozestraat 100 de eerste steen van de nieuwe H. Hartkliniek die, volgens de plannen, 300 bedden en 270 personeelsleden zal tellen. Op 17 juli wordt een bijkomend stuk grond (ruim 1 ha.) grond aangekocht.

Het nieuwe H. Hartziekenhuis met rechts de trappenhal.

1977 – Op 27 juli wordt de nieuwe H. Hartkliniek plechtig ingewijd door Mgr. De Smedt, bisschop van Brugge. Zes dagen eerder al waren alle zieken en ook de materniteit overgebracht naar het nieuwe gebouwencomplex. De “vzw Zwartzusters van Brugge” koopt van de stad het trainingsveld van de voetbalclub VG Oostende, om er een ruim parkeerterrein voor de kliniek van te maken.

Rust- en Verzorgingstehuis St.-Monica.

1981 – De Zwartzusters bouwen de oude leegstaande H. Hartkliniek in de Frère Orbanstraat om tot een Rust- en Verzorgingstehuis Sint-Monica voor (valide en semi-valide) bejaarden. Ook het medisch centrum voor extramurale preventieve gezondheidszorg krijgt er onderdak.

1984 – Op 12 januari koopt de “vzw H. Hartziekenhuis” het oude voetbalveld Armenonville van KV Oostende (dat intussen beschikt over het Albertparkstadion). Op 28 december worden alle gronden van het H. Hartziekenhuis voor 99 jaar in erfpacht geschonken aan de “vzw Katholieke Gezondheidszorg Oostende” (K.G.O.)

De huidige situatie

I. Het AZ Damiaan Oostende

1999 – Op 1 januari fusioneert het AZ H. Hartziekenhuis (Gouwelozestraat 100) met het AZ Sint-Jozef (Nieuwpoortsesteenweg 57), tot AZ Damiaan Oostende.

2002 – De werking op twee aparte campussen weegt op de goede organisatie van het fusieziekenhuis en op de financiële draagkracht. En voor de patiënten is de opdeling niet altijd even duidelijk. Daarom wordt een “Masterplan” uitgewerkt en op 8 maart goedgekeurd, waardoor het AZ Damiaan kan beginnen met de voorbereiding en uitbouw van één nieuwe campus op de huidige locatie van de Campus H. Hart.

2003 – Een architectenbureau stelt de eerste plannen voor van het nieuwe overkoepelende ziekenhuis.

2006 – Door een Besluit van de Vlaamse Regering op 1 september kan het hele bouwproject van start gaan.

De eerstesteenlegging van het nieuwe AZ Damiaan Oostende.

2008 – Op 16 mei wordt de eerste (stalen!) steen gelegd van het nieuwbouwziekenhuis aan de Gouwelozestraat. Men hoopt dat de bouwwerken in 2013 klaar zijn.

Grondplan met de huidige gebouwen van de Campus H. Hart (grijs ingekleurd) en de nieuwbouwzone (geel).

2012 – In oktober 2012 zijn alle zorgeenheden, consultaties en ondersteunende diensten verhuisd naar het nieuwbouwziekenhuis. 

2016 – In oktober 2016 werd met een volledig nieuwe ziekenhuisvleugel de tweede fase van het nieuwe AZ Damiaan in gebruik genomen.

Hoogstaande dienstverlening in een comfortabele en innovatieve zorgomgeving

Het nieuwe AZ Damiaan is op veel vlakken een echte meerwaarde. Het samenbrengen van alle activiteiten op één campus is al een pluspunt op zich.

De hoogtechnologische apparatuur, waaronder zelfs primeurs voor België, is een aanwinst voor artsen, medewerkers en patiënten. Snel, accuraat en weinig belastend onderzoek zorgt voor vlot beschikbare resultaten, zowel voor de behandelende arts als de verwijzende huisarts.

De uitnodigende, moderne en inspirerende architectuur en inrichting staan borg voor een maximaal comfort voor patiënt en bezoeker.

Maatschappelijk creëert AZ Damiaan als grootste privéwerkgever uit de regio een grote meerwaarde.
Er ging ook veel aandacht uit naar duurzaam bouwen. Het Boorgat Energie Opslagsysteem is een systeem van geothermische energieopslag. De technologie van Boorgat Energie Opslag of BEO is een efficiënte en duurzame manier om het ziekenhuis in de winter te verwarmen en koel te houden in de zomer.

Hoge isolatie, maximaal isolerend glas en hoogrendementgasbranders staan verder garant voor een verantwoord energieverbruik. Het regenwater wordt o.a. via groendaken opgevangen om later te hergebruiken.